'De dokters zeiden dat mijn arm geamputeerd moest worden. Mijn moeder reageerde dat ze mij dan beter zouden doden.’ Shilpi (18) was nog een kind toen op 24 april 2013 fabriekscomplex Rana Plaza instortte. Ze werkte al vanaf haar twaalfde in de sector, noodgedwongen, om geld te verdienen om rond te komen. Acht maanden later gebeurde het ergste.

Wanneer we naar Dhaka trokken, de hoofdstad van Bangladesh, spraken we met Shopna en Shumi, twee heel erg jonge kledingarbeidsters. We lieten hen spreken over hun werk, het loon dat ze daarvoor krijgen, en toonden hen deze infogram van een Adidas supporterstruitje. Lees hier hun reactie. 

“Als consument kan je echt iets in gang zetten!”

Kalpona Akter werkte zich op van ontslagen kledingarbeidster naar medeoprichtster en topvrouw bij vakorganisatie Bangladesh Centre for Worker Solidarity. ‘Ook jij als consument kunt het verschil maken’, zegt ze.

Je ziet er niks meer aan. Een klein standbeeld, en verder: een lege vlakte, overwoekerd, met hier en daar wat afval. Dat blijft er over van de plek waar het Rana Plaza-fabriekscomplex ooit stond. Het is moedig van Nulifar (29), een van de slachtoffers van de instorting van het complex op 24 april 2013, dat ze hier met ons wil afspreken.

Een Adidastruitje op de kop getikt? De kans bestaat dat Habeza* (30) een van de naden gestikt heeft. De sportkledingarbeidster verdient per maand nauwelijks genoeg om zelf zo’n shirt te kopen. ‘Dat is toch oneerlijk?’

Yorn Theary (24) werkt sinds vier jaar in de Din Han fabriek waar onder meer kleding voor Adidas wordt geproduceerd. Ze werkt tien tot twaalf uur per dag, zes dagen per week. Inclusief overwerk verdient ze 220 tot 230 Amerikaanse dollar (ca. 178 euro) per maand. “Als de sportmerken ervoor zouden zorgen dat wij een goed minimumloon hebben, hoeven wij niet langer iedere dag over te werken om te overleven.”

De 27-jarige Phouk Chroch spreekt zich behoedzaam uit over zijn werk in de fabriek New Mingda, die Puma- en Adidas-sportkleren maakt. Tien jaar werkt Chroch nu in de kledingindustrie, en nog steeds heeft hij geen contract van onbepaalde duur: “ik heb bij verschillende fabrieken gewerkt en ik krijg iedere keer weer een contract voor drie maanden.”

Als algemeen secretaris van Cambodja’s grootste onafhankelijke vakbond Coalition of Cambodian Apparel Workers Democratic Union (C.CAWDU), partner van Wereldsolidariteit en ACV, zet Kong Athit zich in voor kledingarbeiders. C.CAWDU is onder meer betrokken bij onderhandelingen over het minimumloon en gaat geregeld in gesprek met de sportmerken.